zondag 1 december 2019

Niks mis met zelf bomen aanplanten in bossen

Waarom we bomen moeten blijven planten
Belangenorganisatie Bos+ argumenteert waarom het planten van bomen een verantwoorde keuze is in de strijd tegen de klimaatverandering. Het is een reactie op het opiniestuk van bioloog Tobias Ceulemans die het planten van bomen als onduurzaam beschouwt, onder meer door de hogere CO2-uitstoot die gepaard gaat met boomplantacties.
Bert De Somviele
Directeur van BOS+, de Vlaamse organisatie die zich specifiek inzet voor bosbehoud, beter bos en meer bos in Vlaanderen.
Alweer straffe uitspraken deze week in de pers over het bos. Nu betrof het een opiniestuk op VRTNWS.be, waarin bioloog Tobias Ceulemans voorstelde om te stoppen met boomplantacties, en hij daarbij zelfs zover ging deze praktijk te bestempelen als greenwashing
 
Aangezien we met BOS+ al bijna 50 jaar pleiten voor meer en beter bos en we in die periode met tal van partners al meerdere miljoenen boompjes geplant hebben, zal het niet verbazen dat onze aandacht enigszins getrokken was… Maar we zijn altijd nieuwsgierig naar nieuwe inzichten en bereid om bij te leren. Een factcheck met een open maar kritische geest was dan ook aan de orde, om feiten van fictie te onderscheiden. 
De kern van Ceulemans’ verhaal bestaat eigenlijk uit de boodschap dat bomen planten om diverse redenen als onduurzaam beschouwd moet worden en dat spontane verbossing de voorkeur geniet, net als het zelf verzamelen van boomzaden om deze vervolgens uit te delen aan vrijwilligers om ze in de grond te steken. 
Alle grote bos- en natuurbeheerders in Vlaanderen betrekken vandaag hun plantgoed bij (onze uitstekende) Vlaamse bosboom­kwekerijen.
De argumenten die hij hiervoor aanhaalt, omvatten een aantal problematieken die hij ziet in de werking van boomkwekerijen, de extra koolstofuitstoot die veroorzaakt wordt door boomaanplantingen in vergelijking met andere vormen van bebossing, en een fenomeen dat hij “ecologisch absurde boomcombinaties” noemt. Tot slot vermeldt hij ook nog het courant gebruik van plastic wildbescherming bij bosaanplantingen.
Bomen van bij ons 
Over de door Ceulemans geopperde problematieken van de boomkwekerijen kunnen we kort zijn: die behoren tot een ver verleden. De auteur stelt onder meer dat de boompjes die in onze bossen geplant worden, veelal geïmporteerd worden uit Oost-Europa en hierdoor minder geschikt zijn voor onze klimatologische omstandigheden, en dat het gebruik van dit boomplantsoen vaak verantwoordelijk is voor de verspreiding van ziektes en invasieve exoten die meereizen met het plantgoed.
Onze boomkwekerijen leveren pionierswerk op vlak van geïntegreerde bestrijding van plagen en ziektes
Quod non: alle grote bos- en natuurbeheerders in Vlaanderen betrekken vandaag hun plantgoed bij (onze uitstekende) Vlaamse bosboomkwekerijen, die door een rigoureus systeem van zgn. "aanbevolen herkomsten" en door het kwaliteitslabel "Plant van hier" bovendien ook garanderen dat het om autochtoon plantsoen gaat, m.a.w. plantsoen dat opgekweekt is op basis van zaad en vruchten afkomstig uit zogenaamde zaadboomgaarden van bosbomen van topkwaliteit.
Het gaat dus om zaailingen die genetisch aangepast zijn aan onze lokale groeiomstandigheden. De bebosser moet trouwens beschikken over het bewijs van aanbevolen herkomsten als hij of zij aanspraak wil kunnen maken op de bebossingssubsidies. 
Onze boomkwekerijen leveren bovendien ook pionierswerk op vlak van geïntegreerde bestrijding van plagen en ziektes, beschikken over een degelijk werkende beroepsorganisatie en werken samen met bekende Vlaamse onderzoeks­instellingen en universiteiten. Ze krijgen dan ook internationaal erkenning voor de fytosanitaire kwaliteit van de boompjes die ze produceren.
Wij beschikken in elk geval over geen bewijs of wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat de incidentie (opflakkeren, red.) van ziektes of invasieve exoten groter is bij bosaanplantingen dan bij spontane verbossingen of bezaaiingen. 
Dat de huidige vorm van bosaanplant, inheems, autochtoon en met een breed gamma aan boom- en struiksoorten vanuit kwaliteitsvolle kwekerijpraktijken, zou leiden tot genetische verarming is o.i. ook niet aangetoond. 

Integendeel, aanplanting kan een verbredend genetisch effect hebben in vergelijking met spontane verbossingen, bijvoorbeeld in landschappen die erg versnipperd zijn en waar nog weinig kwaliteitsvolle volwassen moederbomen te vinden zijn.
BOS+ kreeg overigens al signalen van de kwekerijsector dat deze zeer bereid is een bedrijfsbezoek te organiseren om in alle openheid te laten zien hoe het er in de praktijk aan toegaat en hoe rigoureus de opvolging van het plantsoen gebeurt. We verlenen daar graag onze steun aan. 
De hogere CO2-uitstoot van aanplanten in perspectief 
Een tweede bezorgdheid van Ceulemans is de hogere CO2-uitstoot die gepaard gaat met boomplantacties, in vergelijking met spontane verbossingen en inzaaiingen. Daarbij willen we eerst en vooral benadrukken dat we niet tegen spontane verbossing en inzaaiing zijn. Dit zijn praktijken die – indien succesvol – inderdaad goedkoop en natuurlijk zijn en zeer zeker ook een lagere CO2-uitstoot veroorzaken dan aanplantingen met plantsoen uit de kwekerij.
In het verleden bleef deze vorm van bebossing inderdaad wat onderbelicht, maar in het actuele bosbeheer krijgt spontane verbossing, vaak in combinatie met groepsgewijze clusters van aangeplante bomen – de zogenaamde "kloempen" – meer en meer een plaats. Alleen is het wel zo dat een succesvolle bebossing niet in alle omstandigheden even makkelijk op gang kan worden gebracht vanuit spontane verjonging of inzaaien.Een succesvolle bebossing kan niet in alle omstandigheden even makkelijk op gang worden gebracht vanuit spontane verjonging of inzaaien.
Dit recente artikel in onze Bosrevue illustreert bijvoorbeeld dat ook inzaaien om tot bebossing te komen zeker geen walk in the park is, en hetzelfde geldt voor spontane verbossing: onnatuurlijk hoge wildpopulaties, verregaande landschappelijke versnippering, hoge nutriënten­concentraties waardoor ruigtekruiden zeer lang kunnen overheersen, aanwezigheid van invasieve exoten (bv. Japanse duizendknoop), … Het zijn factoren die ervoor zorgen dat het meerdere jaren tot zelfs decennia kan duren vooraleer je, zeker op weilanden met een dichte grasmat, een spontane kwaliteitsvolle bosontwikkeling krijgt.
Dit plaatst de wat hogere CO2-uitstoot van een aanplanting meteen in perspectief.

 Bovendien is dit verschil in CO2-opslag in die beginfase in het totaalplaatje doorheen de volledige levenscyclus van het bos werkelijk als verwaarloosbaar te beschouwen. Ook in functie van de productie van kwaliteitshout, een grondstof die grote klimaatwinsten oplevert t.o.v. alle alternatieve materialen (metaal, steen, kunststof) kan het aangewezen zijn om aan te planten in plaats van spontaan te laten verbossen.
Het kan decennia duren vooraleer je, zeker op weilanden met een dichte grasmat, een spontane kwaliteitsvolle bosontwikkeling krijgt.
Een deskundig uitgevoerde bosaanplant en een bosbeheer dat ook een duurzame houtproductie realiseert kan daarbij perfect gecombineerd worden met maatschappelijke cruciale ecosysteemdiensten zoals biodiversiteitsbehoud en duurzaam recreatief medegebruik. Het CO2-argument van Ceulemans verliest nog meer zijn kracht omdat hij en passant ook betreurt dat er meer en meer stemmen oproepen om de kappingen in kader van de realisatie van open natuur in te perken. Als je bedenkt dat deze grootschalige natuurontbossingen vaak gepaard gaan met ingrijpende bodemverstoringen en plagwerken, en dat ze daarbij een CO2-uitstoot veroorzaken die meerdere grootteordes hoger ligt dan de verschillen in uitstoot bij bebossing waar hij in zijn artikel naar verwijst, dan doet dit toch vragen rijzen over de oprechtheid van zijn bezorgdheid hierover. 
Het gebruik van plastic is niet ideaal 
Ceulemans stelt een pertinente vraag over het gebruik van (plastic) wildbescherming. Het klopt dat dit een verre van ideale techniek is, waarbij heel veel kunststof in de natuur gebracht wordt. Het is landschappelijk erg storend, het vergt nauwgezette opvolging om het plastic tijdig uit de natuur te verwijderen wanneer de boompjes groot genoeg zijn en er komt inderdaad een CO2-kost bij kijken.
Momenteel zijn de plastic wildbeschermingen de best beschikbare, betaalbare technieken. Door de groeiende wildpopulaties is geen wildbescherming meer gebruiken in bepaalde regio’s van Vlaanderen echter niet langer een optie. Momenteel zijn de plastic wildbeschermingen (kokers voor de grotere grazers en netjes voor konijnen en andere knaagdieren) daarbij de best beschikbare, betaalbare technieken. 
Met BOS+ zijn wij actief onderzoek aan het voeren naar duurzamere alternatieven, maar dit is geen makkelijke zoektocht, omdat deze wildbescherming zeer strikte eisen stellen aan het materiaal op vlak van levensduur, stevigheid, gebruiksgemak, afbreekbaarheid, ... 
Voorlopig engageren wij ons met BOS+ om alle wildbescherming die we plaatsen ook weer weg te halen wanneer de bomen groot genoeg zijn, en we raden alle bebossers aan om dit ook te doen. Het is niet zo dat spontane verbossingen of inzaaiingen geen last van wildvraat of hongerige vogels zouden hebben
Het is trouwens ook niet zo dat spontane verbossingen of inzaaiingen geen last van wildvraat of hongerige vogels zouden hebben. Niets is minder waar: een uit de kluiten gewassen populatie van gaaien kan er al voor zorgen dat, zonder serieuze inspanningen om de boompjes te beschermen, alle zaai-inspanningen jarenlang teniet worden gedaan. En van reeën is geweten dat ze spontaan verjongde boompjes met even veel plezier opknabbelen als hun aangeplante broertjes en zusjes.
Voldoende expertise over boomsoorten
Tot slot verwijst de auteur naar wat hij "ecologisch absurde boomcombinaties" noemt. Het zal allicht wel gebeuren dat er een vreemde combinatie van boom- en struiksoorten aangeplant wordt, maar er zijn toch een aantal checks en balances die het risico hierop tot een absoluut minimum beperken. 
Eerst en vooral worden de meeste bebossingen in Vlaanderen uitgevoerd of tenminste begeleid door gedegen organisaties met heel wat expertise, zoals de terreinbeherende natuurorganisaties, de bosgroepen, de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos, de provincies, BOS+, enz… 

Samen een bos aanplanten, creëert verbinding, sociale cohesie en mentaal eigenaarschap in de broodnodige strijd voor natuurbehoud en tegen klimaatverandering
Elk van hen beschikt over de nodige expertise om voor de bodem- en vochtigheidsklasse waar men zal aanplanten het geschikte bostype te selecteren en daar het juiste boom- en struiksoortenpalet voor samen te stellen. Daar zijn de voorbije jaren ook handige tools voor uitgewerkt, zoals de Bomenwijzer, die ook particulieren met minder bosexpertise op goede weg kunnen zetten. Bovendien zal het Agentschap voor Natuur en Bos bij de beoordeling van de subsidie-aanvraag ook een inhoudelijke evaluatie maken van het voorgestelde beplantingsplan, en waar nodig bijsturingen vereisen.
Tot slot nog dit: bomen planten is geen vrijblijvende activiteit, integendeel. Het is een diepgewortelde traditie met een sterk emotionele connotatie. Van bomen planten word je blij, en zeldzaam is de boomplantactie waar de planters, jong en oud, man of vrouw, steenrijk of minder welgesteld, na de geleverde arbeid niet met een grote glimlach en een zeer groot gevoel van tevredenheid hun kersvers beboste perceel aanschouwen.
Samen een bos aanplanten creëert verbinding, sociale cohesie en mentaal eigenaarschap in die broodnodige strijd voor natuurbehoud en tegen klimaatverandering die we met zijn allen moeten voeren. Dus ja, BOS+ gaat nog wel even door met bomen planten.