dinsdag 12 november 2019

Blijvende migratie naar de Vlaamse Rand



In 2018 woonden er 431.852inwoners in de Vlaamse Rand (NVDR: dit zijn ALLE Vlaamse gemeenten die rechtstreeks aan Brussel grenzen), ofwel 6,6% van de totale bevolking van het Vlaams Gewest. 16,8% van de inwoners woont er in één van de zes faciliteitengemeenten, de andere 83,2% in de dertien overige gemeenten van de Vlaamse Rand. 

De bevolking groeide er de afgelopen jaren met 8,6%, dit is sneller dan in het Vlaams Gewest waar het groeipercentage op 6,4% lag. Die groei concentreerde zich voor een deel in gemeenten uit het noordoostelijke deel van de Rand zoals Zaventem, Machelen en Vilvoorde. Bevolkingsprognoses wijzen uit dat het inwonersaantal van de Vlaamse Rand in 20285,9% groter zal zijn dan vandaag, terwijl het groeipercentage voor het volledige Vlaams Gewest 4,7% bedraagt. Hoewel het verschil in bevolkingsgroei volgens de prognoses dus licht zal dalen, blijft het wel een beduidend verschil. 

Het hele gebied van de Vlaamse Rand beslaat 3,6% van de totale oppervlakte in het Vlaams Gewest. Met een bevolkingsaandeel van 6,6% in de totale bevolking van het Vlaams Gewest maakt dat van de Vlaamse Rand een dichtbevolkt onderdeel van het gewest. Zo bedraagt de bevolkingsdichtheid er 892 inwoners per km2, bijna het dubbel van de dichtheid in het Vlaams Gewest. In 2018 hebben 66.100 inwoners van de Vlaamse Rand een niet-Belgische nationaliteit. Dat aandeel is significant hoger dan in het Vlaamse Gewest (8,7%), maar beduidend lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (34,8%).

Tussen de gemeenten onderling zijn er grote verschillen. Meer dan een kwart van de inwoners in Kraainem (31,0%) en Tervuren (25%)hebben een niet-Belgische nationaliteit. In Dilbeek, Meise en Merchtem is dat minder dan 10%. Daarnaast hebben ook heel wat mensen met een Belgische nationaliteit banden met andere landen. Zo is 36,7% van de inwoners van de Vlaamse Rand van buitenlandse herkomst, terwijl dat cijfer in het Vlaams Gewest met 20,5% duidelijk lager ligt. Meer dan de helft van de mensen van buitenlandse herkomst in de Rand hebben wortels buiten de Europese Unie. Machelen kent het grootste percentage inwoners van niet-Europese origine (42,1%) van alle Vlaamse gemeenten.


In de top vijftien van alle Vlaamse gemeenten komen zeven gemeenten uit de Vlaamse Rand voor. De Vlaamse Rand is één van de meest geglobaliseerde gebieden in Europa, voor een deeldoor externe migratie maar voornamelijk door binnenlandse verhuisbewegingen. De nabijheid van de officieuze hoofdstad van de Europese Unie speelt daarbij een doorslaggevende rol. 

De gemeenten van de Vlaamse Rand vingen de afgelopen decennia een aanzienlijk deel van de grote hoofdstedelijke bevolkingsgroei binnen hun grondgebied op. Sinds het jaar 2000 is er sprake van een duidelijke stijging van inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest die naar het Vlaams Gewest verhuizen. Het overgrote deel van hen vestigt zich in de Vlaamse Rand of in aangrenzende gemeenten van het arrondissement Halle-Vilvoorde. De tendens waarbij interne migranten zich vanuit Brussel in gemeenten van de Vlaamse Rand vestigen, kan voor een groot deel toegeschreven worden aan personen afkomstig uit de internationale migratie. Statistiek Vlaanderen schat dat er tegen 2034 jaarlijks nog 10% meer Brusselaars richting het Vlaams Gewest zullen trekken.

Bron: Beleidsnota Vlaamse Rand Ben Weyts 2019

maandag 11 november 2019

Aandacht voor Zuidelijke Kanaalzone via Vlaams Randfonds


RUISBROEK: –  Afgelopen vrijdag kwam de Beleidsnota Vlaamse Rand 2019-2024 online.
In de samenvatting van de beleidsnota schrijft Vice-minister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van de Vlaamse Rand, Ben Weyts het volgende: “Het nieuwe Vlaamse Randfonds geeft het beleid echt vleugels, want voor de allereerste keer is er een substantieel eigen budget voorzien. Ik heb daarbij zeker ook oog voor de noordelijke en zuidelijke kanaalzone, waar veel maatschappelijke uitdagingen samenkomen maar waar ook nog veel potentieel te verzilveren is”.

Nog later staat er onder meer: “Zo zal het Vlaamse Randfonds inzetbaar zijn voor de samenlevingsuitdagingen in de noordelijke en zuidelijke kanaalzone. Daarbij kunnen de Broeksite en projecten in de zuidelijke kanaalzone een rol spelen.”


Ben Weyts: “Tijdens de voorbije legislatuur liet ik een haalbaarheidsstudie uitvoeren door Idea Consult naar de oprichting van een congres- en cultuurcentrum in de Zuidelijke kanaalzone. Uit die studie blijkt dat een traditioneel cultuurcentrum op één locatie onvoldoende meerwaarde biedt voor de regio, maar dat er wel nood is aan een tweelagig strategisch kader om de zuidelijke kanaalzone te laten heropleven. Verschillende ruimtelijke en infrastructurele hefboomprojecten zijn al in onderzoek of in ontwikkeling. Daarnaast wil ik ook het ontstaan van een netwerk van creatieve en culturele hefboomprojecten op verschillende locaties aanmoedigen. Bij deze 2- lagige aanpak zoeken we naar kruisbestuivingen en co-creatie. Ik zie erop toe dat deze ontwikkeling aansluit bij het DNA en de uitdagingen van de zuidelijke kanaalzone. Naast de zuidelijke kanaalzone neem ik de Broeksite in de noordelijke kanaalzone onder de loep. Ook in deze deelregio kunnen sociale en culturele acties immers helpen om samenlevingsproblemen en achterstand weg te werken”
 






donderdag 7 november 2019

En français svp


En français svp
Wanneer hoffelijkheid onderdanigheid wordt

 Ja, er bestaan nog "ouderwetse"  flaminganten die zich niet graag neerleggen bij voortschrijdende verfransing en internationalisering. Maar hun aantal is blijkbaar met de jaren  aan het wegkwijnen.


Hierna enkele passages uit een bijdrage van Johan Sanctorum over onze streek en de Vlaamse Rand rond Brussel meer in het algemeen, zoals die verschenen is op de onafhankelijke ("Vlaamsgezinde") webstek Doorbraak en op de weblog  Acta Sanctorum  van de auteur- 6 november 2019 Johan Sanctorum.
 
"Alle kranten, ook de Vlaamse, hebben onder luid gejuich de eerste vrouwelijke premier van België begroet, weliswaar in lopende zaken, namelijk Sophie Wilmès (MR), die de naar Europa verkaste Charles Michel vervangt. Een overwinning voor de gendergelijkheid, zo wil het politiek-correcte cliché. We weten ondertussen welk vlees we in de kuip hebben: Wilmès woont in de faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode, waar ze met de Union des Francophones  opkomt ‘voor de belangen van de Franstaligen in de Vlaamse rand’. Lees: actief de verfransing van de rand promoot.

Dat zijn dus vooral mensen die niet kunnen leven met de realiteit dat ze in Vlaanderen wonen, en in het Frans willen bediend worden, niet alleen bij de bakker en de slager maar ook aan het overheidsloket, tot en met Franstalige kiesbrieven. Het zijn deze lieden die in een volgend rondje staatshervorming/communautaire gesprekken de door hen georganiseerde verfransing als een fait accompli voorstellen, om dan een overheveling naar Waals-Brabant te eisen. Bijvoorbeeld. Want Wilmès laat niet zomaar in haar kaarten kijken en presenteert zich als ‘de premier van alle Belgen’.

Europa en het Minderhedenverdrag


In deze logica om via persoonlijke rechten territoriale verschuivingen af te dwingen, is het ondertussen beruchte Europese Minderhedenverdrag een cruciaal breekijzer. Het zag het levenslicht in 1995 en was bedoeld als bescherming van culturele en etnische minderheden binnen een EU-lidstaat, een principe dat van meet af aan problematisch bleek, want wanneer bescherm je gewoon minderheden, en wanneer worden dat bruggenhoofden van culturele en taalkundige desintegratie?

België ondertekende het verdrag in 2001, in het kader van het Lambermontakkoord. Dat was voor de Franstaligen een belangrijke etappe in een soort reconquista: dankzij dit verdrag zou men in Vlaanderen, met Vlaamse subsidies, eigen scholen en culturele instellingen kunnen oprichten, regionale tv-zenders opstarten, tweetaligheid in de ondernemingen afdwingen, en vooral: eisen dat men door de administratie in het Frans bediend wordt. Omwille van dit paard van Troje ondertekende de Vlaamse regering het verdrag nooit — de Waalse en de Brusselse gewestregeringen uiteraard wel — en dat is een voorwaarde voor de ratificatie, de concrete juridische uitvoerbaarheid dus.

Om die laatste hindernis te nemen schakelde men al in 2002 de Raad van Europa in, die zowaar een rapporteur naar onze contreien stuurde, ene Lili Nabholz-Haidegger die er in haar conclusies geen doekjes om wond: ze eiste dat Vlaanderen het Minderhedenverdrag onverwijld goedkeurde en dat Franstaligen in heel Vlaanderen (!) faciliteiten moeten kunnen bekomen. Noteer dat volgens datzelfde verdrag ook Vlamingen in Wallonië taalrechten zouden kunnen aanvragen, wat die natuurlijk nooit doen: we zijn een braaf volk en passen ons aan.

De bedoeling van de francofone lobbymachine is dat Vlaanderen internationaal gepercipieerd wordt als een regio die het niet nauw neemt met democratie en mensenrechten.
Sindsdien komt dat rapport af en toe eens uit de schuif, en wordt er druk achter de schermen gewerkt om die ratificatie toch af te dwingen. Daartoe wordt er intens genetwerkt. Tot in de VN moeten ze weten wat voor een gore negorij Vlaanderen wel is, daarvoor heeft ook al Didier Reynders een duit in het zakje gedaan. De bedoeling van de francofone lobbymachine is dat Vlaanderen internationaal gepercipieerd wordt als een regio die het niet nauw neemt met democratie en mensenrechten. Zoals ook de Catalanen met medewerking van de EU steeds meer als een stelletje oproerkraaiers worden weggezet.

Olievlek

Als men ziet welke logica zich in de Vlaamse Rand voltrekt, beseft men hoe wereldvreemd dat rapport van de Raad van Europa wel is: de verfransingsmachine misbruikt het mensenrechtenverhaal en richt zich op een olievlekstrategie, in bepaalde milieus tamponisation genoemd, het creëren van tweetalige eilanden die naar elkaar toegroeien tot heel de regio is ingenomen. Dat gaat ook gepaard met sociale verdringing en pesterijen: uitgerekend in de gemeente van mevrouw Wilmès, Sint-Genesius-Rode, werd Geertrui Windels (echtgenote van Herman Van Rompuy) als Vlaamse schepen het leven zodanig onmogelijk gemaakt door het UdF-bestuur dat ze ontgoocheld ontslag nam.

Heel het faciliteitenverhaal, gestart in 1988 (nvdr: eigenlijk in 1963), is dan ook een perverse constructie. Het werd door de Vlamingen gezien als een uitdovende overgangsmaatregel om de Franstaligen de kans te geven zich te integreren, terwijl het door de francofonen werd gezien als een blijvend recht, vatbaar voor uitbreiding. De analogie met de islamisering in Europa is tamelijk gelijklopend: natuurlijk staat de vrijheid van godsdienst in onze grondwet én is die ook Europees verankerd. Maar wat als dat principe misbruikt wordt voor een cultuurimperialistische agenda die ons uiteindelijk in de dhimmitude  drijft?

Het is deze verdringingslogica die door Europa totaal wordt miskend, en de francofone politici buiten dat genadeloos uit. Toen in 2008 de Vlaamse overheid weigerde drie burgemeesters in de Rand te benoemen die de taalwetten niet toepasten, werden we door de Raad van Europa officieel gekapitteld: Vlaanderen dreigt zich aan discriminatie en racisme te bezondigen. Een stigma dat, toppunt van al, door onze eigen Vlaamse media wordt versterkt, niet in het minst de publieke zender, met betrekking tot de allochtone bevolking.

Zo worden we in de verdediging gedrongen en moeten we ons langs alle kanten moreel verantwoorden, terwijl de sociologische realiteit zich ondertussen gewoon doorzet. We hebben zowaar een minister van de Vlaamse Rand, de heer Ben Weyts, waarvan ik begot niet zou weten wat zijn  strategie is tegen de tamponisation. Afgezien van het mooie magazine Randkrant  dat maandelijks in mijn bus valt en als één grote multiculturele goed-nieuws-show oogt......


..................

Conclusie: Vlaanderen moet dringend de perverse effecten van de diversiteitslogica afbouwen en de EU-oekazen van de hand wijzen. Er is een verschil tussen hoffelijkheid en onderdanigheid, zoals er een verschil is tussen vrijheid van godsdienst en dhimmitude. Een consequente taalpolitiek is de hoeksteen van elk integratiebeleid, daar is geen weg naast. Wie in Denemarken gaat wonen en geen Deens wil spreken, reduceert zichzelf tot een paria.

De Vlamingen hebben het vooral aan zichzelf te danken, hun ingeprente souplesse, hun domheid ook om zich in onderhandelingen te laten naaien, hun laag cultureel zelfbeeld, hun enerzijds-anderzijds-discours, de koudwatervrees om echt knopen door te hakken en als eigen natie hun weg te zoeken doorheen de geschiedenis. Ondertussen discussieert half Vlaanderen over de vraag of ballekens in tomatensaus een plaatsje in de Vlaamse canon verdienen. Hoor ik daar gegrinnik in Rhode Saint-Genèse?

Effectief, terwijl we ons met dit soort beuzelarijen bezig houden en de politieke impasse compleet is -sommigen spreken alweer van een regimecrisis — is er één proces dat nooit stilvalt en nagenoeg compleet onder de waterlijn blijft. Men kan zich afvragen in wiens voordeel de tijd tikt."


woensdag 6 november 2019

De Redding van de Vroedmeesterpad

Vroedmeesterpad in kweekprogramma

Vroedmeesterpad_vrijstaand_jh_001_600x400px
Kweek en uitzetten van Vroedmeesterpad gebeurt vanuit Inbo in Linkebeek.
Vlaanderen zet de eerste gekweekte vroedmeesterpadden gecoördineerd uit om soort te redden. Het voortbestaan van de vroedmeesterpad hing aan een zijden draadje in Vlaanderen. Van het dier bleven slechts enkele honderden mannelijke exemplaren over. Zij droegen het lot van het ganse nageslacht, wat gerust letterlijk mag genomen worden. Daar waar men vreesde dat de vroedmeesterpad op korte termijn zou verdwijnen, kunnen we nu stellen dat de kansen op een comeback toenemen.

 Om het aantal vroedmeesterpadden opnieuw te verhogen is nu dus  een volwaardig soortenbeschermingsprogramma (SBP) opgezet. Het programma wil het aantal vroedmeesterpadden zo snel mogelijk op een veilig niveau brengen. Het streefdoel is op termijn twintig populaties met telkens minstens tweehonderd roepende mannetjes. Het SBP voorziet naast het aanleggen en herstellen van geschikte land- en voortplantingsbiotopen, ook een kweekprogramma met larven met ‘vers’ genetisch materiaal uit Nederland, Wallonië en de resterende populaties in Vlaanderen.

 Dit kweekprogramma draait op volle toeren. De larven worden grootgebracht in de kwekerij van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek in Linkebeek tot ze – vermoedelijk vanaf 2021 – nakomelingen kunnen produceren. Omdat de overlevingsgraad groter blijkt dan verwacht, kunnen dit najaar al zo’n 75 kleine padjes en nog eens 100 larven gecoördineerd worden uitgezet. Een primeur in Europa! Deze uitzettingen gebeuren verspreid over locaties met bestaande kwetsbare populaties in Huldenberg, Sint-Genesius-Rode en Borgloon. Om dit alles mogelijk te maken sloegen Natuur en Bos van de Vlaamse overheid (ANB), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), Natuurpunt, het Regionaal Landschap Dijleland en Regionaal Landschap Pajottenland en Zennevallei de handen in elkaar.

De vroedmeesterpad heeft het in Vlaanderen niet onder de markt. Door toenemende verbossing en het verdwijnen van zonnige overgangsbiotopen, beschikt de pad over een steeds kleiner landbiotoop. Tel daar het verdwijnen van geschikte voortplantingswaters bij, en je weet dat de soort het de laatste jaren knap lastig kreeg. Bovendien zijn het honkvaste dieren. Ze wijken niet snel uit naar nieuw territorium. Ook niet als ze geïsoleerd geraken door versnippering van hun leefmilieu. Het resultaat is dat vele populaties de voorbije decennia van de kaart geveegd werden. De resterende groepen zijn nagenoeg allemaal klein en kwetsbaar.

 De vroedmeesterpad houdt van de warmte en zoekt bescherming onder losse steengrond. Vlaanderen ligt op de noordwestelijke rand van zijn Europese verspreidingsgebied. Je vindt ze hier bijna uitsluitend op de zonnige hellingen van het Brabants heuvelland, het zuiden van Haspengouw en de Voerstreek. Opvallend is dat het vrouwtje haar eitjes niet in het water legt. Het mannetje wikkelt het eisnoer om zijn achterpoten (zie foto) en draagt het vervolgens enkele weken met zich mee aan land. Hij draagt dus letterlijk zijn nageslacht. Pas als de larven in de eitjes voldoende ontwikkeld zijn, keert hij terug naar de poelen om ze af te zetten. Een vroedmeesterpad legt weliswaar minder eitjes dan andere soorten, maar dankzij deze techniek hebben de dikkopjes een grotere kans om de eerste levensweken te overleven.

Ja, de Vroedmeesterpad wordt gered

Vroedmeesterpad14
De vroedmeesterpad dankt zijn naam aan de bijzondere gedragingen van het mannetje, voorafgaand aan het afzetten van de eieren. Hij masseert langdurig de cloaca van het vrouwtje en helpt op die manier ‘bij de bevalling’. Na de paring wordt het eisnoer niet in het water gelegd, maar het mannetje wikkelt het om zijn achterpoten. Pas wanneer de larven uitkomen wordt het water opgezocht en worden de larven afgezet. De vrouwtjes kunnen 2 tot 4 keer per seizoen eitjes afzetten.
 

Dat voor de uitzetting onder meer Neerijse gekozen werd, is geen toeval. De locatie ligt te midden van het gebied van de Brabantse wouden. De regio ten zuiden van Brussel en Leuven die omarmd wordt door de machtige wouden Hallerbos, Zoniënwoud en Meerdaalwoud heeft heel wat in huis om de vroedmeesterpad kans op overleven te geven: zonnige valleihellingen, poelen, stenige gronden en boerderijen met schuurtjes om bij te schuilen. Bovendien lopen er in en rond de Brabantse wouden verschillende projecten die het landschap versterken en ontsluiten. Deze initiatieven, waar verschillende organisaties en overheden bij betrokken zijn, versterken het leefmilieu van de dieren en verkleinen de kans dat populaties geïsoleerd geraken.